Weg met eenzijdige verzoekschriften in geval van incidenten bij stakingen, of niet?

Uit een arrest van het Grondwettelijk Hof van 14 november 2024 vloeit voort dat de werkgever enkel in uitzonderlijke omstandigheden beroep kan doen op de eenzijdige procedure om bij staking blokkades van bedrijfsterreinen te verbieden of te doen opheffen. Er is meer vereist dan de normale uitoefening van het stakingsrecht. Dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om via een eenzijdige, niet-tegensprekelijke procedure een beslissing te bekomen, is niet in strijd met het recht van de werkgever op het ongestoord genot van zijn eigendom, zo oordeelt het Hof.

De feiten

In maart 2023 deelde Delhaize aan haar ondernemingsraad het plan mee om 128 winkels over te dragen aan zelfstandige uitbaters. Dat lokte heel wat protest uit. Er werd gestaakt. Op verschillende plaatsen en tijdstippen blokkeerden stakende werknemers bovendien de toegang tot sommige winkels en distributiecentra.

Delhaize stapte daarop meermaals naar de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Zij vroeg en bekwam dat dergelijke blokkades werden verboden. Dat gebeurde via een procedure op eenzijdig verzoekschrift. Dat wil zeggen dat de voorzitter een beslissing nam zonder dat de werknemers of hun vertegenwoordigers de mogelijkheid kregen om hun argumenten te doen gelden.

Eén persoon (vermoedelijk een werknemer van Delhaize), aan wie een dergelijke beslissing door een gerechtsdeurwaarder was betekend, heeft zich er tegen verzet en aan de voorzitter gevraagd om ze ongedaan te maken. Hij was van oordeel dat niet voldaan was aan de voorwaarden opdat de voorzitter via een eenzijdige procedure een beslissing kon nemen.

De voorzitter heeft daarop een vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof, nl. of het recht van de eigenaar op het ongestoord gebruik van zijn eigendom wordt geschonden doordat hij niet via een eenzijdige procedure een verbod op blokkades kan bekomen in het geval waarin stakers, die op rechtmatige wijze gebruik maken van hun recht tot staken en die geïdentificeerd zijn, cliënteel verhinderen de winkels te betreden.

Mogelijke procedures in geval van incidenten bij staking

Werknemers hebben het recht om te staken. Dat wil zeggen dat ze het recht hebben om niet te werken en die actie als drukkingsmiddel te gebruiken in geval van een geschil met hun werkgever. Maar stakende werknemers gaan soms verder en verhinderen dat derden, zoals werkwilligen, klanten of leveranciers, de terreinen of gebouwen van de werkgever betreden. Daardoor plegen ze een inbreuk op het recht van de werkgever om, als eigenaar, ongestoord gebruik te maken van zijn eigendom. Die kan voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding een procedure instellen om een einde te laten maken aan de aantasting van zijn recht op eigendom. Over die principes bestaat geen betwisting.

Een dergelijke procedure wordt in principe ‘tegensprekelijk’ gevoerd. Dat wil zeggen dat de personen tegen wie de procedure wordt ingesteld, worden betrokken in de procedure en hun  argumenten tegen de gevraagde maatregelen kunnen laten gelden. De voorzitter neemt dan een beslissing na afweging van de argumenten van de “eigenaar” en de personen die het eigendomsrecht aantasten of dreigen aan te tasten. Een kort geding procedure houdt altijd in dat er op korte termijn een beslissing wordt genomen; de termijnen voor het instellen en behandelen van de procedure zijn korter dan bij een gewone procedure. Het Gerechtelijk Wetboek bepaalt bovendien dat in zeer dringende gevallen de al korte termijnen nog kunnen worden verkort.

Het Gerechtelijk Wetboek voorziet daarnaast in de mogelijkheid om in geval van “volstrekte noodzakelijkheid” via een eenzijdige procedure maatregelen te bekomen. Er is volgens de rechtspraak maar sprake van volstrekte noodzakelijkheid in 3 situaties:

  • situaties waarin een eenzijdige procedure nodig is om een verrassingseffect uit te lokken;

  • situaties waarin het onmogelijk is om de personen te identificeren ten aanzien van wie de maatregel kan opgelegd worden;

  • situaties van uiterst dringende noodzakelijkheid, wanneer een procedure in kort geding, zelfs met verkorte termijnen, niet volstaat om een dreigend gevaar te keren.

Werkgevers nemen vaak hun toevlucht tot de eenzijdige procedure omdat dit leidt tot een snelle beslissing die, als ze gunstig is voor de werkgever, in de praktijk vaak een einde maakt aan het incident, zoals de blokkade, waartegen wordt opgetreden.

Beslissing van het Grondwettelijk Hof

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg stelde zich in de hierboven vermelde procedure de vraag of het recht van de eigenaar op het ongestoord gebruik van zijn eigendom niet wordt geschonden door de strikte voorwaarden die gelden om  via een eenzijdige procedure een beslissing te bekomen die dat recht herstelt.

Het Grondwettelijk Hof heeft, onder meer, als opdracht na te gaan of een wettelijke regeling in overeenstemming is met bepaalde rechten, waaronder het recht op eigendom, die  de Grondwet aan burgers toekent. Het is niet bevoegd om uitspraak te doen over feitelijke situaties. De beslissing van het Hof is dan ook een theoretische beslissing.

Het Hof weegt het recht om ongestoord gebruik te maken van zijn eigendom af tegen:

  • het recht op een eerlijk proces dat impliceert dat een rechterlijke beslissing wordt genomen nadat alle personen, betrokken bij het proces, de mogelijkheid hebben gehad om hun argumenten naar voren te brengen;

  • het recht op staken.

Het eigendomsrecht wordt volgens het Hof niet geschonden doordat alleen maar in de hierboven vermelde situaties via een eenzijdige procedure kan opgetreden worden tegen een inbreuk op dat recht. Die situaties moeten volgens het Hof bovendien restrictief worden geïnterpreteerd. En er kan maar tijdelijk worden afgeweken van de verplichting om een tegensprekelijke procedure te voeren.  Als werknemers op rechtmatige wijze hun stakingsrecht uitoefenen, is er geen sprake van een volstrekte noodzakelijkheid en kan  de werkgever dus geen gebruik maken van de eenzijdige procedure. Hij moet zijn toevlucht dan nemen tot de tegensprekelijke procedure.

In welke omstandigheden er sprake is van het rechtmatig uitoefenen van het stakingsrecht en van een strikte noodzakelijkheid onderzoekt het Grondwettelijk Hof niet. Dat is een feitenkwestie die moet beoordeeld worden door de voorzitter aan wie de werkgever vraagt een beslissing te nemen.

Besluit

Een werkgever die naar aanleiding van incidenten bij een staking wil bekomen dat bepaalde acties of handelingen door een beslissing van een rechter worden verboden, zal moeten aantonen dat de stakers op onrechtmatige wijze hun stakingsrecht uitoefenen en dat de werkgever zich bevindt in een situatie waarin er sprake is van een volstrekte noodzakelijkheid. Dat gold ook al vóór het arrest van het Grondwettelijk Hof van 14 november 2024, maar is door dat arrest nog eens in de verf gezet.

Sabine Vanoverbeke

Heeft u nog vragen ? Commit Advocaten helpt u graag verder.

Ondanks alle zorg die besteed is aan het opstellen van deze tekst, blijven vergissingen en/of onvolkomenheden mogelijk. De auteur en Commit Advocaten bv kunnen daarvoor geen aansprakelijkheid aanvaarden.